Korte kenschets

Bebost heuvelterrein met overwegend loofhout, dat overgaat in de IJsseluiterwaarden met graslanden en kolken. Bij hoogwater lopen ook de lagere delen van het bos onder.
 

Geo(morfo)logie

Het westelijk deel van Klooster Hulsbergen is een uitloper van een dekzandrug die langs de stuwwal van de Veluwe ligt. Het oostelijk deel maakt deel uit van een zeer gave uiterwaard (de Hoenwaard)waarin richels en geulen, oude beddingen en verscheidene kolken te vinden zijn.
 

Historische geografie

Hulsbergen wordt voor het eerst vermeld in 1370, toen aan het gebied ten zuiden ervan dijkrechten werden gegeven. Het verhaal gaat dat rond 1400 een zekere Floris van Hulsbergen op Hulsbergen een visioen kreeg. Toen hij later hoorde dat Broeders des Gemenen Levens uit Zwolle een nieuwe locatie voor een fraterhuis zochten, beijverde hij zich ervoor dat die plek daarvoor beschikbaar kwam. De eigenaar, Hendrik Bentinck, schonk de grond in 1407 aan de fraters en de bouw van een zeer eenvoudig huis ging van start. Toen het huis af was werd een kapel van ongeveer 5 bij 7 meter gebouwd, die in 1413 gewijd werd. In 1490 kwam een nieuwe kapel klaar, die aanzienlijk groter moet zijn geweest, want in die tijd had het klooster 120 broeders. De resten van deze eerste gebouwen moeten nog in de ondergrond te vinden zijn. Het fraterhuis verwierf door aankoop en schenking in de loop der tijd een aanzienlijk bezit in de wijde omgeving. De fraters hielden zich bezig met voor die tijd grootschalige landbouw, veeteelt en bosbouw. Ze ontgonnen daartoe grote delen van de omgeving. Ook hadden ze de zorg voor de aanleg en het onderhoud van watergangen, dijken en sluizen. Kort na de Beeldenstorm in 1572 hield het fraterhuis op te bestaan. In 1579 werden bossen, dijken en gebouwen van Hulsbergen door hervormingsgezinden verwoest. Het bezit van het Klooster Hulsbergen kwam uiteindelijk onder beheer van de Gelderse Rekenkamer. De gronden werden vanaf 1735 geleidelijk aan door de Rekenkamer verkocht.
 

Verwervings geschiedenis

Na de Franse tijd kwamen de percelen bij het oude fraterhuis in het bezit van de familie Daendels. Deze bracht ze in 1932 in publieke veiling. Helaas waren er niet voldoende middelen voor aankoop en het bos viel uiteen in tal van percelen, bedoeld voor villabouw. Vanaf 1936 kon, mede dank zij financiële steun en legaten van de dames E.J. Prins - Bok en H.M.J. Bok, alsnog een deel van het gebied verworven worden.
 

Flora

In het noordelijk bosgedeelte staat een markante beuk, de Maria-beuk, met een zeer breed uitgegroeide kroon. De leeftijd wordt op 300 jaar geschat. Hij maakte oorspronkelijk onderdeel uit van een lanenstructuur die waarschijnlijk uit de 17de eeuw dateert. De kruidenflora in het bos bestaat uit adelaarsvaren, valse salie, bleke zegge, nagelkruid, lelietje-der-dalen, salomonszegel, hondsdraf, speenkruid en bosaardbei. Ten oosten van het bos liggen uiterwaardgraslanden met in het voorjaar gedeelten die roze zijn gekleurd door de bloeiende echte koekoeksbloemen. In deze graslanden komt ook waterkruiskruid en dotterbloem voor. Zwanebloem komt voor in de moerasstroken rond de kolken. Op een sluismuurtje groeien vele muurplanten, waaronder muurvaren en steenbreekvaren.
 

Fauna

Temidden van de weilanden liggen enkele visrijke kolken, waarvan de Zwarte Kolk de grootste is. Hierin komt onder andere de zeldzame kleine modderkruiper voor. De kolken zijn ook voor kikkers en padden van belang en voor de zeldzame libelle de vroege glazenmaker. Vermoedelijk leeft in het bos ook de hazelworm. Deze pootloze hagedis is echter lastig te vinden. Het bos en directe omgeving zijn van groot belang voor vleermuizen. Er zijn zeven soorten waargenomen, waaronder meervleermuis en watervleermuis, die boven water jagen. Van december tot en met maart kunnen we in de graslandgebieden tal van overwinterende soorten aantreffen, zoals kolgans, kleine zwaan, grote zaagbek, nonnetje en brilduiker. Andere watervogels zoals fuut en weidevogels als grutto, tureluur en wulp broeden er. In het bos leven onder meer de zwarte, groene, grote bonte en kleine bonte specht. Ook de kerkuil en steenuil komen in het gebied voor.
 

Visie/ toekomstbeeld

Voor Klooster Hulsbergen staat verhoging van de natuurwaarden bij het beheer voorop. Het bos mag zich deels natuurlijk ontwikkelen, een ander deel wordt door middel van geintegreerd bosbeheer soortenrijker en structuurrijker gemaakt. Op de graslanden wordt een extensief agrarisch beheer gevoerd, ten behoeve van de flora en fauna.